J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek : taks 1 znw. m., ‘dashond’ eerst in de 19de eeuw uit een waarsch. nederduits dialect tacks naast nhd. dachs(hund), waarvoor zie das 1. De gewone duitse vormen zijn dackel, deckel en nnd. tackel, teckel. (B3RT)